donderdag 29 april 2010

Zamora

Ik heb nog eens een dag pauze en daar ben ik erg blij mee. Zamora is een prachtige stad. Ik was er al eens geweest met Walter en toen hadden we in een hotel gelogeerd waar nog een oude mikve in is (een joods bad). Nu zit ik in een eenvoudig hostal waar ik 2 nachten kan blijven (mag niet in een albergue!).
De stad is bekend voor zijn Romaanse kerken. De meeste heb ik al bezocht en het zijn vaak juweeltjes. Sommige hebben nog albasten ramen en dat geeft een mooi getemperd licht in de kerk. De kapitelen zijn gesculpteerd met bijbelse taferelen en de beelden die er staan en hangen zijn van een ontroerende eenvoud. Zo is de kathedraal op zich voor mij zeker niet de mooiste kerk, buiten de heel bijzondere geschubde toren en het gotische koorgestoelte van een Brusselaar, maar de langgerekte Christus zonder armen die in het museum hing, behoort tot de top.
De stad heeft ook heel wat huizen in Jugendstil, wat betekent dat er zijn meerdere bloeiperiodes geweest zijn. In het oude gedeelde van de stad heb ik alleen bejaarde mensen en toeristen zien lopen. Waar de jongeren op hun plattelandsvlucht naartoe gegaan zijn, is me hier dus niet zo duidelijk.
Ook op culinair vlak is het een paradijs. Er loopt op dit ogenblik een soort 'tapaswedstrijd' waarbij je kan kiezen voor de beste tapa van de stad. Zo heb ik net een paar hapjes gegeten van bacalao en gerookte zalm met verse kaas waar rozijnen en nootjes tussen zaten en bovenop lag een beetje sinaasappelgelei. De wijn die ik erbij dronk was halfzoet, een mengeling van de Verdejo druif (die veel gebruikt wordt in de Rueda, hier niet zo ver vandaan) en de Moscatel druif. Ik zou het hier best wat langer kunnen uithouden.

woensdag 28 april 2010

Landbouwperikelen

Vandaag maakte de tocht alles weer goed. Van bij de albergue vertrok de landweg door glooiende hellingen, bezaaid met wat bomen. Het landschap was een lappendeken van kleuren: groen van het opschietende graan, felgeel van het koolzaad en bruin van de wijnvelden of omgeploegde aarde die nog ingezaaid moest worden. Onderweg heb ik een praatje gemaakt met een boer. Hij vertelde me het volgende: koolzaad wordt in Spanje nog niet gebruikt als brandstof en dus zie je het nog niet zo massaal als elders; de wijnranken waar hij bijstond waren tempranillo, maar er wordt ook veel malvasia verbouwd (we zitten niet ver van Toro, dat een gerenommeerd wijngebied is; de 'clarete' die ze hier vroeger maakten wordt ook al niet meer gemaakt omdat de produktiekosten te hoog zijn en het te arbeidsintensief is om de druiven te sorteren); het graan bracht niet meer op: met de globalisatie kregen ze er te weinig geld voor omdat andere landen het veel goedkoper kunnen produceren. Bovendien was er een leegloop op het platteland: alle jongeren gingen naar de stad en niemand heeft nog interesse in landbouw. Zijn teleurstelling was groot.
Op het tweede stuk naar Zamora stonden er plots geen bomen meer en dat was jammer, want ik vond nergens schaduw om een bocadillo te eten. De temperaturen beginnen aardig de hoogte in te schieten: hier is het al 25· en in Sevilla las ik dat het kwik al gestegen was tot 30! En dat is onder die beruchte termometerhut!

'Bruto' (Italiaans)

Het buitengaan van Salamanca was ongekeerd evenredig aan het binnenkomen: de eerste 7 km over asfalt. Ik vertrok nog in het schemerdonker. De plaza Mayor was nog verlaten en een hogedrukreiniger moest het hele plein weer schoon krijgen voor een nieuwe dag.
In de eerste dorpen die ik doorliep was niks te beleven en vooral niks te krijgen om te eten. Dat was buiten de waard gerekend, want ik had geen inkopen gedaan. Gelukkig kon je daar wel even over veldwegen wandelen. Eens je de dorpen boorbij was begon het meest ellendige stuk van de Camino tot nu toe. Hij liep naast de nieuwe autostrade , langs een soort dienstweg met grint: 20 km lang heuvel op en af zonder schaduw en zonder variatie. Toen ik 's avonds ging eten met het Italiaanse echtpaar noemden zij het 'bruto' en daarmee is alles gezegd. Je kan de dag ook in 2 keer doen en stoppen in het 2e dorp, maar ik kan me niet voorstellen dat je wil opstaan en en je schoenen aantrekken om zo'n saai stuk te lopen. Dan is het beter even op je tanden te bijten en de 35 km in 1 keer te doen.
Bij het eten mocht ik niet over de Italiaanse politiek praten. Ze schaamden zich dood. Toen ik echter over de film ' La meglio giuventu' begon, haakten ze gretig in: dat hadden ze zelf meegemaakt. Toen hij zijn studies chemie begon aan de universiteit van Padua ( de 2e van Italië) zaten er 20 studenten in de klas. Het was een select groepje van welgestelde mesen en de toelatingsvoorwaarden waren enorm streng. Ook zij kan zich niet voorstellen dat er nu meer dan 2000 studenten in het eerste jaar geneeskunde zitten en dat er zelfs een Numerus Clausus is. Ze is pediater. Alle betogingen hadden ze meegemaakt. Ze waren hun studies begonnen in '68...

Slavernij

Natuurlijk is een maandag niet de ideale dag om een stad te bezoeken want de meeste musea zijn dan dicht. Bovendien was ik al twee keer in Salamanca geweest, dus het hoefde ook niet echt een uitgebreid bezoek te worden. Ik heb een korte wandeling door de stad gemaakt, ben door de studentenwijk gelopen en het Instituto Cervantes binnengestapt om de nieuwe schoolboeken te bekijken. Daar kon ik echter niet aan en de twee Vlaamse dames die net een cursus Spaans waren gestart, hadden hun boeken nog niet bij. Ik zoek het nog wel verder uit.
Na een bezoek aan de kathedraal, waar ik uitzonderlijk ook mijn stempel ben gaan halen, was er nog tijd om het Dominikanerklooster erbij te nemen. Het is een groot en sober gebouw met een tentoonstelling over de vroegere kolonies. Bartolomé de las Casas was een Dominikaan en hij heeft ervoor gezorgd dat de 'Indianen' het zware werk niet meer hoefden te doen. Hij heeft daar ook een brief voor geschreven naar de paus. Heel de kloosteromgang staat vol met gevleugelde woorden over mensenrechten. Wat er echter niet bij verteld wordt is dat men daarna begonnen is met de invoer van Afrikaanse slaven. De kolonisten gingen het zware werk natuurlijk niet zelf doen! Veel Afrikaanse stamhoofden zagen wel wat in die lucratieve handel en hebben hun eigen mensen schaamteloos verkocht om zo zichzelf te verrijken. De wereld zit raar in elkaar.
's Avonds ben ik met Eugen voor de laatste keer gaan eten. En als ze cuajada hebben als dessert kan een dag helemaal niet meer stuk.

maandag 26 april 2010

Maskers

Het zat er al dagen aan te komen. José en Celsa hebben het helemaal verkorven. Hij is een verschrikkelijk bedillerig persoon, vrijt alle hospita's van de albergues op en doet overdreven sympathiek tegen iedereen. Gisteren had hij het allemaal weer gegeregd in de albergue van Fuenterroble: er was 1 aparte kamer waar hij met zijn vrouw sliepen, er was 1 kamer voor 4 waar hij zijn favorieten van het ogenblik legde (Lionel en Annie uit Nantes en een papa met zijn dochter uit Huelva) en de rest vloog op de grote slaapzaal.
Voor de volgende dag was hij ook alles aan het bedisselen met zijn kornuiten. Lionel zou met de auto meerijden, want zijn voeten lagen helmaal open en de vrouwen zouden met Eugen meelopen tot San Pedro. De wandelaars zijn hopeloos verloren gelopen door de dwaasheid van Chesa. Eugen was 's avonds doodop en lichtjes over zijn toeren, vertelde hij me vandaag.
Ik was gisteren eigenlijk blij dat ik wat verkeerd gelopen was, omdat ik zo toch makkelijk slapen had in Morille. Kort na mij kwamen de twee jongeren aan en ik ben dan in de bib gedoken. Groot was mijn verbazing toen ik bij terugkomst in de albergue José en Celsa zag. James en Astrid kregen een matrasje in het gemeentehuis en de spanjaarden namen hun bedden in. James was erg boos maar liet het niet merken. Een dag na zijn verjaardag moest hij dit meemaken. Er werd hen zelfs geen biertje getrakteerd of iets aangeboden om te eten. De maskers zijn afgevallen.
Ik heb een sterke band met de twee jongeren omdat we tot nu toe de enigen zijn die 'Rambo Day' tot een relatief goed einde gebracht hebben. Alle anderen hebben hem op de een of andere manier omzeild. (Ik had in het hostal in Aldeanueva wel een Rambo '3' leren kennen: een Duitser die 50 km per dag doet en de hele Via wandelt in 2 weken minder dan de gewone sterveling.)
Ik kan geen vriendelijk woord meer zeggen tegen dat Spaanse koppel. De padre van Fuenterroble (niet don Blas die in alle boekjes beschreven staat) had bij aankomst nog gevraagd wat het motief was van de tocht: religieus? spiritueel?
Het gaat alleszins om waarden en het is goed daar eens over na te denken!

Salamanca

Gisteren ben ik over de helft gegaan van de Via de la Plata. Voor wie die volgt tot Astorga is ook over het hoogste punt gegaan. Ik buig binnen een paar dagen echter af naar de Camino Sanabrés en daar ligt het hoogste punt nog 200 m hoger nl op 1300 m.
Het was een mooie route vandaag, die tot bij het binnenkomen van de stad door de natuur gaat. Ik heb nergens door een industriezone moeten lopen. Bij het laatste stuk was het echter een beetje twijfelachtig, want er stonden weer twee pijlen. Gelukkig hebben Eugen, een Duitser van 72 die we al lang voor Mérida hebben ontmoet, en ik voor de weg rechtdoor gekozen. Zo kwamen we aan een uitzichtpunt waar Salamanca voor ons lag te schitteren in de zon. Zijn gezelschap is fijn. Hij had mijn vader kunnen zijn!
We kwamen de stad binnen over de Romeinse brug en gingen dan recht naar de toeristische dienst om ons de weg te laten wijzen naar het hostal Las Vegas dat Eugen gezien had in de albergue een paar dagen geleden. Het ligt midden in het centrum, heeft alle kamers naar een binnentuin en kost maar 20 € voor pelgrims.
De bib in Salamanca is in het Casa de las Conchas gehuisvest. Het belooft een boeiende dag te worden.

zondag 25 april 2010

Castilla y León

De dag na Rambo Day heb ik Extremadura verlaten. Dat was in mineur via 10 km langs de N 630. Het laatste dorp, Baños de Montemayor, is een kuuroord zoals Spa, waar veel ouderen komen baden. Ik heb er nog alle moeite van de wereld gedaan om een pc te vinden: de bib ging pas open om 17.00 u, in het centro cultural was geen internet en de pc's van het jongerencentrum waren alleen toegankelijk voor de leden. Het dorp op zich is wel heel charmant en het loont belsist er even door te lopen.
De plekken waar ik nadien sliep waren oersaai. Het landschap is prachtig met de besneeuwde bergtoppen op de achtergrond, maar in de dorpen is niks te beleven. In Calzada de Béjar vernam ik van de waard van de albergue dat er 90 mensen ingeschreven zijn, waarvan er slechts een 40-tal effectief daar wonen. De huizen staan er op invallen en toen ik er doorwandelde rook ik een doordringende vochtgeur. Er wordt veel hout in de huizenbouw gebruikt en het had natuurlijk veel geregend de afgelopen dagen.
Gisteren verjaarde James en hebben we buiten op het terras een biertje samen gedronken. Daarna heb ik nog een fijne babbel gehad met een Italiaans koppel dat niet in de albergue verbleef, maar in een casa rural. Ze deden erg lyrisch over wandelen in de Dolomieten, die nu tot werelderfgoed verklaard werden door de Unesco. Misschien een idee voor een volgende stapvakantie?
Vandaag ben ik fout gelopen, hoewel ik altijd de gele pijlen heb gezien van de camino. Op een bepaald ogenblik kon je rechtdoor via een fietsroute of naar links. Ik heb de fietsroute gevolgd en heb daarmee een verkorte versie gedaan van mijn dagtocht tot een eindpunt verder dan ik gepland had. Morille ligt op amper 18 km van Salamanca en dat zie je meteen: hier wonen mensen met geld, de huizen zijn goed verzorgd en in de bar krijg je alle lekkere tapas waar je van kan dromen. De albergue is echter piepklein (er zijn slechts 6 bedden) en ik heb geluk gehad. Bovendien is de waardin van het cafe ook bediende van het stadhuis en zo ben ik in de bib geraakt om mijn blog wat bij te werken.

Vogels

Dagelijks kwetteren de vele vogels er vrolijk op los. De dartele dwarsfluiters en zangvogels, waaronder merels en verschillende soorten mezen, zingen de melodie. Ze worden in de basso ondersteund in 2/4 maat door de koekoek (hier zitten we al veel hoger en staan er bijna nog geen blaren aan de bomen zodat je ze makkelijk kan zien zitten hoog in de kruinen) en in 3/4 maat door de hop (met zijn opvallende kuif naar achter heb ik hem 1 keer op een electriciteitsdraad zien zitten).
Net buiten Grimaldo zag ik een specht een bericht seinen op een oude houten telefoonpaal.
Van de reusachtig grote zwarte vogel die ik boven me heb zien cirkelen, weet ik niet zeker of het een arend was of een gier. Volgens Piet is dit ook een gebied waar veel gieren zitten en zou het dus die vogel geweest zijn.
De natuur is een boeiend schouwspel. Even geen vogelverhaal: toen ik op een morgen een stukje fruit zat te eten op een steen, trippelde er plots iets voor me door het struikgewas. Het leek wel een vos met zijn grote pluimstaart...

Rambo day

In Carcaboso slaapt bijna iedereen bij Elena en niet in de albergue. Ze staat beschreven in de gidsen als een echte moeder voor alle pelgrims. Daar is de hele discussie begonnen. Zij raadt iedereen aan de volgende dag niet tot Aldeanueva te gaan, maar een stop te maken in het Hostal Asturias. Zij belt, reserveert en dan komen ze je ophalen aan de weg, brengen je naar de hostal en de volgende dag moet je dan zelf weer terug lopen naar de start. De Oostenrijkse dames roken onraad: er zaten beslist economische belangen aan vast (voor haar? haar kinderen? haar familie?) en zij wilden naar Oliva de Plasencia gaan. Volgens Elena was dat pure waanzin, want het lag helemaal niet op de camino en je deed dus een enorme omweg. Ik had dat voor mezelf al uitgesloten. De andere optie hield ik nog wat in beraad. In mijn gids stond dat het een afstand was van 38 km tot Aldeanueva en in de Duitstalige stond dat het maar 34 km was.
De volgende ochtend was ik om 8 u op pad en na een poosje kwam ik het Nederlandse koppel tegen dat ik de avond voordien voor het eerst in de bar van Elena had gezien. Het terrein was erg drassig: het had 's nachts geonweerd en de velden lagen er zompig bij. Onze schoenen plensden bijna constant in het zoolhoge water, tot we bij kleine beekjes kwamen waar je niet zo maar over geraakte. De hulp van de wandelstokken die Piet bij had, waren erg welkom. Toch ben ik niet verder bij hen gebelven en zo kwam ik als eerste aan bij de Romeinse Arco de Cáparra. Dat was kort na het middaguur, dus net het goede moment voor de lunch en een deugddoende pauze waarbij ik mijn sokken en schoenen kon laten drogen. Even later passerden ook de Nederlanders en 2 jongeren.
Tegen kwart voor twee begon ik aan het tweede stuk en niet lang na de start stond ik plots voor water waar niet meer overheen te geraken was zonder schoenen en kousen uit te doen. Vanaf daar liep ik samen met de 2 jongeren: James uit England en Astrid uit Duitsland. We hebben nog drie keer hetzelfde ritueel mogen herhalen. Er lagen nergens stenen in het water en er waren geen bruggetjes! Een echte uitputtingsslag. Toen we aan de weg kwamen waar je kon bellen voor het hostal Asturias (ik had het telnr mee), was het nog net geen 3 u en hadden we echt het gevoel dat we makkelijk tot in Aldeanueva zouden geraken.
Aan dat laatste stuk kwam echter geen einde. Eerst moesten we nog een tijd langs die weg tot aan de 630, dan een aantal keer de autostrade onderdoor, dan weer via veldwegen achterdoor om uiteindelijk Aldeanueva te bereiken. Het was ondertussen 19.00 u!!!
Ik ben die dag 11 u onderweg geweest, heb 1 u pauze genomen en wandel aan een gemiddelde snelheid van 5 km p/u. Wie helpt mij om die rekening juist te krijgen?

embalse de Alcántara

De nagelnieuwe albergue van de embalse is helemaal mijn ding: veel beton en wit gekalkte muren, rechte lijnen, grote panoramische raampartijen met een ingenieus systeem van zonnewering en gratis internet. Dat was de laatste keer dat ik mijn blog heb kunnen aanvullen. Volgens Walter is het de grootste embalse van Europa en daar kun je in alle rust van genieten van op het zonovergoten terras.
Het pelgrimsgezelschap bestond toen grotendeels uit vrouwen: 2 Oostenrijkse dames, een Nederlandse vrouw, een Deense en 2 Franse Bordelaises die vergezeld waren van een vertegenwoordiger van de Franse tak van het Santiagogenootschap. De gemiddelde leeftijd lag boven mijn 50 lentes. Op mijn kamer kreeg ik later nog een Spaanse wielerpelgrim bij die de leeftijdsgrens wat naar beneden haalde.
De tocht naar Grimaldo was niet erg lang en dat maakte dat ik kort na de middag al aankwam als eerste. De albergue was nog niet open. Even later kwam een klein Spaans vrouwtje aanzetten die het hele zaakje runde. Ze was ontzettend vriendelijk, bereidde een sandwich met zelf gemaakte tortilla als lunch voor me, kookte voor iedereen het avondeten, en maakte de volgende ochtend buiten het ontbijt een bocadillo voor iedereen klaar zodat we onderweg iets te eten hadden.
Op de volgende tocht naar Carcaboso heb ik voor de eerste keer een heel uur regen gehad. Het eerste stuk was nog over zandpaden door ruige natuur, en aan Gallisteo moest je kiezen of je door het ommuurde dorp ging en dan zo over de asfalt verder of eraan voorbij liep en dan via een andere asfaltweg naar de eindbestemming liep. Ik koos voor het tweede en daar is het beginnen regenen. Het duurt hier echter nooit lang. Alles was al weer opgedroogd toen ik aankwam.

maandag 19 april 2010

19 april

Cáceres is een boeiende stad. Om 11 u was er een rondleiding in het Spaans door de oude stad die ik voor geen geld wilde missen. De weg die ik loop is een van de oudste verbindingswegen van Spanje van zuid naar noord. Hij werd aangelegd door de Romeinen - daar blijven hier en daar nog mijlpalen van over - werd dan gebruikt door de arabieren die het schiereiland zo goed als volledig veroverd hebben en werd nadien voor de 'Reconquista' gebruikt door de christenen. Jammer dat in haar verhaal en tour de andere religies niet veel aan bod kwamen. Toen we op een plein stonden waar het 'casa árabe' vlakbij ligt, wees ze wel naar de Jezuietenkerk, het museum waar een tijdelijke tentoonstelling van Rembrandt was, en het museum van de Semana Santa in Cáceres, maar niet naar dat arabische verleden. De Joodse wijk werd al helemaal overgeslagen. Die heb ik op mezelf ontdekt.
Het Engelse koppel, Martin en Caroline, hadden voorgesteld om samen te lunchen in een restaurant dat hen aangeraden was. Toen we bij ' el Atrio' aankwamen bleek het een 'château et relais' etablissement te zijn, waar de obers witte handschoenen droegen en de prijzen navenant waren. We kozen voor een andere plek, typisch Spaans, met veel families en een moderne toets, waar we de beste kaas ter wereld hebben gegeten: Torta del Casar werd in 2009 verkozen tot de nr 1!
Tegen de avond kwam dan eindelijk het goede nieuws dat Walter thuis was geraakt na een ware Odyssé door Spanje en Frankrijk op minstens 5 treinen.
Vanmorgen zat de hemel helemaal dicht, maar ik heb geen druppel regen gehad op de 34 km lange tocht van vandaag. Het eerste stuk liep weer langs de asfaltweg (daartoe lijken we wel gedoemd als we in of uit een grote stad willen geraken), maar dan was het heerlijk stappen over aardewegen. Vooral het tweede stuk van Casar de Cáseres tot aan het stuwmeer (embalse) was door ongerepte natuur in een absolute stilte. Hier voel ik Amerika weer erg dichtbij: dat wijdse landschap en het ruwe, ietwat woeste.
De laatste kilometers waren weer over de weg om de twee rivieren over te steken (o.a. de Taag) en nu zit ik in de albergue met allemaal nieuwe gezichten om me heen. Ik ga eens even kennis maken.

zondag 18 april 2010

beestjes

Ik ben een extra dag in Cáceres omdat de weersvoorspelling erg slecht is en ik een dagmars gewonnen heb. De Engelsen slapen weer in het zelfde hotel als ik en hebben evenveel moeite gehad om een oog dicht te doen. Spanjaarden zijn sowieso al heel rumoerig en in het weekend draaien ze de volumeknop op maximum. We zaten dus vroeg te ontbijten en in de stad is nog niks open.
Onderweg had ik al regelmatig een vogel met opvallende blauwe veren gezien. In het Casa rural lagen een paar folders over de streek en in 1 ervan stond dat de junta de Extremadura een boekje had uitgegeven met alle vogels van de streek. Ik was dat gisteren bij aankomst in Cáceres meteen gaan halen en hij staat erin! Het is de 'rabilargo', de 'langstaart'. Het is de meest representatieve vogel van de dehesa. Je kan de vogel maar op 2 plaatsen in de wereld zien en dat is China, Mongolië en Japan in het oosten en hier in Spanje.
De laatste dagen zie ik ook veel naaktslakken. Dat komt door het natte weer van de afgelopen week. Daardoor is er ook zo'n uitzonderlijk kleurrijke explosie van alle veldbloemen. Dat is zelfs voor Extremadurezen ongewoon, vertelden ze me. Nochtans is daar niet iedereen blij mee: de truffelman zei dat zijn oogst veel kleiner was dan normaal door de strenge winter en de vele regen die er de laatste weken gevallen is.
Op de weg hadden we een paar keer een dode slang zien liggen. In die toestand vind ik dat geen probleem, maar ik hou mijn hart al vast voor de zomer als die dieren levend voor je voeten kruipen.
Dit is de regio van de duizenden ooievaars. Je ziet ze overal: op de daken, de klokketorens, de electriciteitspilonen, enz. Ze maken dat typische klepperende geluid. Vaak zien ze er vuil uit en is het witte verenkleed grauw. In plastic versie in de tuin met een baby in de bek zien ze er stukken beter uit! Er zouden hier ook zwarte ooievaars zijn. Die zijn 'wild' en dus veel moeilijker te spotten.
Ook heel wat roofvogels cirkelen boven de velden op zoek naar een prooi. Ik denk dat het meestal buizerds zijn, maar ik ken er niet genoeg van. De arend is in vele varianten aanwezig in Extremadura. Ik hoop er nog te zien op mijn tocht.
Tenslotte hoor je ook vaak een koekoek. Volgens het boekje gaat het om de 'grote gevlekte koekoek' (great spotted cuckoo). Ik heb hem nog niet kunnen zien...

zaterdag 17 april 2010

witte truffels

Toen ik gisteren wat lag te rusten in het Casa Rural hoorde ik op de voordeur kloppen. Er was geen bel en mijn kamer lag vlak naast de ingang. Toen ik ging opendoen stonden de twee Engelsen voor de deur die samen met ons in de parador hadden verbleven. Ze hadden zich mislopen bij Alhuéscar en waren dan maar meteen doorgelopen tot het volgende dorp. Ze waren druipnat. Ik probeerde de eigenares op te sporen, liet hen al even plaatsnemen aan een tafel en luisterde naar hun verhalen.
Toen ze een kamer hadden gekregen, besprak ik al even met hen en de eigenares of het mogelijk was een ontbijt te hebben in de Casa, want het enige restaurant van het dorp was uitzonderlijk de volgende dag dicht. Dat was voor iedereen goed, dus ik trok erop uit voor de inkopen in de bakkerij om de hoek. Daarna was het tijd voor een pint. Ik liep niet verder dan de bar die er vlak naast lag, en bij het tweede biertje kwam er een man met een plastic emmer binnen. Hij haalde er dingen uit die leken op aardperen. Ik vroeg het hem en het waren.... witte truffels. Ik viel bijna van mijn stoel. Naast me stond een klein fortuin!
Voor het avondeten had ik afgesproken met Martin en Caroline. Het werd een povere maaltijd voor amper 6€ pp, maar de babbel was buitengewoon interessant. Hun erg gepolijste Engels was om duimen en vingers af te likken. Klasse in Engeland blijft iets heel aparts.

vrijdag 16 april 2010

16 april

Gisteren begon ik de tocht met een krop in de keel na het afscheid van Walter. Het eerste stuk was over het asfalt tot aan een klein stuwmeer. Ik schoot zo goed op dat ik al voor de middag aan de stopplaats van de etappe was. Dat kwam ook omdat ik vroeger vertrokken was dan normaal zodat Walter op tijd aan het busstation was. Bij een broodje met ham op het terrasje van Aljucén besloot ik om verder te lopen tot in Alhuéscar. Ik was nog maar net het dorp uit of de hemel trok dicht en het begon te gieten. Voor het eerst mocht ik de elegante regenkleding bovenhalen en ik verzeker jullie dat je eronder zweet als een rund. Gelukkig duurde het niet te lang en heb ik de hele extra 20 km zo goed als droog kunnen lopen. Het was door een prachtig landschap in een natuurpark. Alleen een Duitser liep wat voor me. Net voor ik aankwam, begon het weer te stortregenen en was ik op 5 minuten doornat! Ik ben in een hostal gevlucht waar ik mijn kleren kon drogen tegen vandaag en ik de nodige rust heb gevonden na een lange tocht. Ik ben blij dat ik nu al de stap heb gezet om een etappe van 37 km te doen. Dat staat nu op mijn harde schijf en het lukt best (deels dankzij de oefentrip naar Nico in Olen).
Vandaag liep de Camino haast de hele tijd langs de N630 en de snelweg. Ik moest nergens over asfalt lopen en je ziet wel een paar oude Romeinse bruggen.

slapen

Het past misschien niet bij een pelgrim, maar ik slaap niet vaak in een albergue.
Tot nu toe hebben we dat twee keer gedaan. Die waren telkens in een oud klooster ondergebracht, pas helemaal vernieuwd en straalden veel sfeer uit. Ik slaap er echter niet zo goed, en als je 5 maanden onderweg bent is dat toch wel belangrijk. In Zafra bv bleef de raam de hele nacht dicht - die lag ook aan de straatkant en er was vrij veel lawaai - zodat het er bloedheet werd. Ik kon geen oog meer dicht doen. Het was er doodsbenauwd. Het allerergste vind ik nog dat in die keukens overal de modernste koffiemachienes staan van Gaggia (peperduur: het Europese geld kon weer niet op) en dat die niet gebruikt worden. We kregen een tas vieze koffie die opgewarmd werd in een microgolfoventje... In Torremejía hebben we zelfs niet geweten dat de volledig vernieuwde albergue die dag openging. Hetzelfde koffieapparaat stond al klaar om nooit gebruikt te worden!
We sliepen meestal in eenvoudige hostals, en als afsluiter van de eerste 10 dagen meestappen had Walter 2 nachten in de parador van Mérida geboekt. Dat was heerlijk, ook omdat het weer niet goed was en je dan toch meer dan anders in het hotel rondhangt. Mérida heeft buiten de Romeinse opgravingen niet veel te bieden en die zijn allemaal in openlucht. De stad is zelfs lelijk. Ze mist elke charme, heeft geen oud historisch centrum met smalle straatjes en oude huizen. Een ontspannend bad, een paar uurtjes aan de pc om eindelijk te ontdekken hoe ik de foto's van mijn cameraatje moet halen en een heerlijke maaltijd met veel streekgerechten maakten het verblijf in het oude klooster onvergetelijk!
Ook vanavond slaap ik niet in de piepkleine albergue. Het Casa Rural 'Via de la Plata' heeft prachtige kamers en is erg betaalbaar. Bovendien heeft de eigenares en interview van me afgenomen om een artikel over mijn tocht te schrijven in het plaatselijke krantje. Verschijningsdatum: deze zomer! Ik hou jullie op de hoogte.

medepelgrims

Gisteren heb ik niemand meer terug gezien van de eerste 10 dagen. Vandaag stond de Spaanse echtgenoot - die zijn vrouw met bezemwagen volgt - aan de oude brug in Casas De San Antonio.
Dat komt omdat de meeste pelgrims die we onderweg ontmoet hebben niet de hele tocht maken. Vaak gaat het om tijdsgebrek: ze wandelen 3 weken en dan kan er bv geen rustdag af in Mérida, of nemen ze de bus tussen Mérida en Cáceres om dan daar nog een paar dagen verder te stappen of ze veranderen de stopplaats van de etappe.
Er waren echt hele leuke mensen bij: Drew was Amerikaan uit Californië en architect; hij had een schetsboekje bij en en tekende naast de tekst die hij schreef vaak een oude kerk uit een dorpje. Hans was een gepensioneerde arts en Duitser; die wil - als het kan - wel tot het einde gaan, maar de benen begonnen al pijn te doen. Twee Australische dames, Ann en Careith, zijn voor 10 weken in Europa en doen een stuk van de Camino om dan via Parijs door te vliegen naar een of ander 'Stanneke'; ze waren in het actieve leven muziekleraressen geweest. Fons en Jef waren Nederlanders en moeten volgende week opnieuw aan het werk, Jef als communicatieverantwoordelijke (politicoloog) en Fons in zijn viszaak bij Eindhoven. Uwe, Duitser, moet binnenkort ook weer beginnen werken.
En dus was het gisteren eenzaam onderweg.

reacties

Ik wil iedereen van de volgers hartelijk danken voor de vele reacties! Ik lees ze met plezier. Antwoorden doe ik echter niet op een reactie. Wie wil, kan me nog steeds bereiken via het gewone mailadres. Regelmatig kijk mijn mails na en beantwoord ik ze kort. Gelieve nu niet allemaal op de pc te springen en me berichtjes te sturen...

woensdag 14 april 2010

Mérida

Onze laatste tocht samen dreigde een regelrechte afgang te worden. Het eerste stuk liep langs de weg, de N630 die van Gijón naar Sevilla gaat en daar is geen poëzie te halen. Gelukkig doken we voor het laatste stuk de velden weer in.
Bij een pauze langs het pad, kwamen we een man op een brommertje tegen. Hij bleef even staan en begon een praatje. Het was weer erg moeilijk te verstaan. Alle velden met olijfbomen en wijngaarden die we zagen, waren van de kapitalisten; hij had zelf niks. Extremadura is altijd een arme streek in Spanje geweest en daarom krijgen ze nu zo veel geld van Europa. Hij wees op een struik (voor ons leek het onkruid) en zei dat het 'cardo' was. Hij gebruikte het voor de gazpacho. Hij bleef maar staan en het werd een beetje genant, zodat we besloten toch maar verder te stappen. Toen we ons omdraaiden zagen we dat hij de plant al aan het uitsteken was en was Walter vooral blij dat hij niet op het middageten van die man geplast had.
We liepen Mérida binnen over de Romeinse brug en 10 minuten later begon het te gieten. Het is niet meer gestopt.

maandag 12 april 2010

de taal

We zijn al een tijdje in Extremadura en het taaltje hier is vaak onverstaanbaar.
Toen we een paar dagen geleden in een B&B sliepen, ratelde de gastvrouw Dani aan een hallucinant tempo. Ik vond haar een echt duracelkonijn. En ze vond het zelf zo geweldig dat andere mensen de moeite deden om andere talen te spreken...
Ik heb na een pick-nick ook even met een boer gepraat: alle wijnvelden zijn voor de plaatselijke wijn, de Ribera de Guadiana, dat een 'denominación de orígen' is. Toen ik vroeg welke olijven het waren, antwoordde hij: "die van de blikjes", en hij had gelijk, want in een boekje lazen we achteraf dat het de gewone 'tafelolijven' zijn.
Velen groeten ons onderweg, maar om daar 'buenos días' uit te halen... ze slikken meer dan de helft in.
Dan is het Spaans dat ik met die ene dame onderweg kan spreken veel makkelijker. Ze wonen in Barcelona en daarom vroeg ik haar wat ze thuis spreken. "Castilliaans", zei ze, want ze waren niet geboren in Catalonië. Zij is afkomstig van Burgos en hij van Ciudad Real. Hun kinderen zijn naar scholen gegaan waar Catalaans gegeven werd, zijn met Catalaanse vrouwen gehuwd en spreken dus Catalaans thuis. Als de familie samenkomt is de regel dat er Castilliaans wordt gesproken. Alleen als de kleinkinderen een woord hebben dat ze niet in het Spaans kunnen zeggen, mogen ze overschakelen op Catalaans.
Mijn Spaans helpt bij heel veel gelegenheden. Zo wist ik gisteren in het hostal meteen dat ik er de was gratis kon doen in de machine die nog vol zat met haar lakens. Ik heb die er dan zelf even uitgehaald, ze boven op het zonneterras te drogen gehangen en zo kon ik onze was doen. Het contact is meteen anders!

12 april

Het is even geleden dat ik van me heb laten horen. Nochtans was er gisteren gratis internet in het erg persoonlijke hostal Perín, maar daar was niet aan te komen. Het leek wel of het onderling afgesproken werd wanneer men gedaan had en voor je het wist zat er al iemand anders aan.
Waar waren we gebleven? Ik was nog in de bib gratis gaan werken; nu zit ik in een centro cultural in Torremejía (een echt far-west dorp) gratis op een pc te tokkelen. De tocht vandaag was vrij lang (27 km) en erg saai: altijd recht pad en niks anders dan wijnvelden en olijfbomen links en rechts. We hebben 2 keer ons onder zo'n olivo gelegd voor een pauze en een pick-nick. Als je dit in 40º doet ga je dood. Er was nergens schaduw en de zon brandde van het begin tot het einde.
Wat ik erg mooi vond was Zafra, waar we zaterdag aangekomen waren. Het was de eerste grotere stad op onze tocht. Er was geen kip op straat, want er was net een romería (een Mariabedevaart) naar een nabij gelegen dorp, dus iedereen was de stad uit. We zagen nog wel een paar Spaanse dames in 'bolletjeskleren', typische klederdracht van de flamenco. Ze rijden dan in open koetsen naar dat dorp. Op onze ontdekking door de stad zagen we veel mooie huizen, het intieme Plaza Chica waar we een biertje dronken en vonden een leuk restaurant voor 's avonds: van op de tweede verdieping zagen we er bij het aperitief (manzanilla-sherry) de zon ondergaan en zijn dan voor een 1ste-klas maaltijd binnen in het historische pand gaan zitten. Puur genieten.

vrijdag 9 april 2010

Gatronomie

Ik heb nog niks geschreven over de Spaanse keuken, en voor wie mij wat kent, is dat even belangrijk als de wandelervaring!
In Sevilla hebben we buiten de tapas vooral lekker gegeten in een Portugese viswinkel die ook wat tafeltjes buiten had gezet. Daar hebben we verschillende raciones zeevruchten geproefd: heerlijk verse grote garnalen, venusschelpen en een klein schelpje waar ik me de naam niet van herinner.
Het 'laatste avondmaal' met Brigitte zal ik altijd onthouden voor het overheerlijke voorgerecht van bacalao (Spaanse stokvis) met schijfjes appelsien en wat snippers zwarte olijven. Het melklam dat Walter had besteld was veel lekkerder dan het hertenvlees dat wat taai was. Ik kende het woord 'venado' niet, maar omdat we een paar jaar geleden op de West Highland Way 'venison' hadden gegeten, wist ik waarover het ging.
De volgende dag hebben we de beste 'lomo ibérico' gegeten ooit voor amper 9 €. Dat is het varkenshaasje van de pata negra en bij ons is dat onbetaalbaar. De eigenaar van de zaak was een jager en de trofeeën hingen aan de muur: geweien van herten en een kop van een everzwijn. Hier wisten ze duidelijk hoe men lekker vlees ook lekker moet klaarmaken.
Gisteren hebben we in een beenhouwerij wat charcuterie gekocht: witte chorizo, waar men geen pimentón in gedaan heeft en die dus niet fel rood is gekleurd, wat vers afgesneden ham, een geitenkaasje en een fles wijn (die we 's avond wilden opdrinken in de casa rural bij het inbegrepen avondeten, maar blijkbaar zat daar ook de wijn bij).
Onderweg kwamen we vandaag een Spaanse dame tegen die alleen op pad was. Haar man is 8 maanden gelden aan een knie geopereerd en kon dus niet meelopen, maar bij de eerste oversteek van een weg stond hij daar met zijn wagen en we kregen meteen brood met verse tortilla, een paar churros (beignetslierten), een een sappig stuk sinaasappel. Vanaf nu mogen we zelfs onze bagage met hem in de auto meegeven.
Deze tocht een zelfkastijding? Kom nou!

9 april

Hier in de bibliotheek van Fuente de Cantos kan ik weer gratis op de pc.
Gisteren was het eerste stuk van de tocht heel mooi en rustig door de velden met veel loslopende varkens. We hebben wel honderd poortjes moeten doorgaan. Jammer dat het tweede stuk dan plots veel minder aangenaam was, omdat we een hele tijd naast de autosnelweg liepen.
In Monesterio zijn we een bezoekerscentrum van de Via de la Plata binnen gelopen en daar vertelde de mevrouw dat die weg er nog maar een jaar ligt. Men wil gaan bekijken of ze de route van de Camino niet wat kunnen aanpassen. De stempel die we er kregen is zeker de moeite om er even voor om te lopen. Hij beslaat 2 vakjes, maar dat vonden we niet zo erg.
Interessant was ook de uitleg die we er kregen van het woord 'plata'. Op het eerste zicht zou je denken dat het over het zilver gaat dat de Spanjaarden zijn gaan roven in Zuid-Amerika, of over 'geld', wat de tweede betekenis is van 'plata'. Volgens de tentoonstelling zou het woord een verbatering zijn van een arabisch woord dat 'steen' betekent, en dus is Via de la Plata dan een soort tautologie om te zeggen dat het een bestrate weg is.
Vandaag veranderde het landschap in het tweede stuk van de wandeling. Eerst liepen we nog door de typische Dehesa met de steeneiken en dan kwamen er plots weidse vergezichten van velden in rood en groen. Het valt me echt op hoe groen het landschap hier nu is. Jaren geleden heb ik met openbaar vervoer door Extremadura gereden en de kleur die me toen is bijgebleven was beige-bruin. Nu groeit hier het koren, zijn de weiden bezaaid met duizenden bloemen en dragen de bomen witte en gele bloesems.
Alleen op het einde moesten we een onaangenaam stuk over de weg gaan, maar volgens sommige bronnen hebben we ons gewoon vergist van pad!
Voor de eerste keer slapen we hier in de albergue. Het is een oud klooster, waarvan een gedeelte ingericht is als slaapplaats voor de pelgrims en een ander gedeelte een tentoonstellingsruimte is voor de schilder Zurbarán die hier geboren is. Het is erg smaakvol gedaan met veel Europees geld.

woensdag 7 april 2010

Spanjaarden (deel 1?)

Tijdens een van de processies in Sevilla had ik een leuke babbel met een Spaans koppel dat op de Triana-brug stond toe te kijken. Ik mocht alles aan hen vragen wat ik wilde weten over de hermandades. Er zijn b.v. 3 broederschappen die geen vrouwen toelaten en als de kleren niet altijd helemaal hetzelfde zijn dan is dat omdat ze de kleren zelf moeten kopen. Het hangt dan af van de winkel waar je je spullen koopt en het geld dat je eraan wil spenderen. De kinderen krijgen ook snoepjes van de nazarenos en dat vinden ze in het katholieke Spanje geen probleem (in België zou dat op een Goede Vrijdag ondenkbaar zijn). De vakantieperiode ligt ook anders dan bij ons: vanaf vrijdag voor Palmzondag hebben ze vrijaf tot en met Paasdag. Vanaf Paasmaandag moeten ze weer gaan werken of de kinderen naar school.
Dat laatste hebben we b.v. gemerkt in het eerste pension: we hadden vanuit Sevilla gebeld, maar de dueño zei dat ze eigenlijk gesloten waren. Als we bij aankomst nog een keer belden, zou hij wel afkomen met de sleutel. Verder moesten we onze plan trekken. De man was ook niet echt vriendelijk. Dat veranderde pas moeizaam de volgende dag na een praatje in het Spaans.
Bijna hetzelfde verhaal in het Hostal in Castelblanco: op maandagavond was het restaurant niet open, dus moesten we maar in de stad voor een hapje. Een triple was er zeker, want onderweg had hij overal papiertjes aan de bomen gehangen met de gegevens van het hostal en de prijzen, maar als ik ernaar vroeg, deed hij heel moeilijk. Ontbijt kon pas vanaf 8 u. We waren enkele minuten voor 8 al beneden, maar alles was nog donker. Ik heb zelf de gordijnen geopend, het licht aangestoken en de deur opengezet. Toen de man naar beneden kwam was hij duidelijk slecht gehumeurd. Pas bij het afrekenen en na een praatje met zijn vrouw verscheen er een glimlach. Zin om te beginnen werken was er dus niet.
Pas gisteren werd het weer beter. In het casa de Concha waren ze erg vriendelijk en ook vandaag is Mevr. Molina een schat!

Wegwijzers

Mensen hadden me al gevraagd hoe ik wist waar ik moest lopen. Ik moet toegeven dat ik geen wegenkaarten bij heb, geen stafkaarten, geen gps.
Alles is superduidelijk aangegeven. Van bij het begin stonden in de muur van de huizen al mooie tegels met het teken van Santiago (de tweede hebben we gemist omdat we zó aan het zwaaien waren naar Rein en Stijntje...). Daarna veranderde dat in een gele pijl.
Ondertussen zijn er nog 3 andere wegmarkeringen bij gekomen: een granieten stele met 'Camino de Santiago' in gebeiteld, kleine granieten pyramides met de schelp op en vanaf vandaag zagen we ook de rood-witte streep van de Franse GR (Grande Randonnée). Toch zijn we soms zo verzonken in gedachten of aan het wegdromen dat we nog verkeerd lopen.

7 april

Gisteren was een lange etappe van 30 km. De eerste 16 km moesten we over de weg lopen. Dat is niet echt aangenaam stappen, maar gelukkig was het landschap erg mooi. In Amerika zou dat een 'scenic road' zijn. We vermoeden dat we niet door de velden mochten lopen omdat er veel private domeinen waren van grootgrondbezitters.
Vanaf het Parque Natural was het puur genieten. We liepen door de Dehesa (een streek zoals bij ons de Kempen of de Ardennen), waar ik de 'pata negra' varkens hoopte te zien. Het bleef bij overgetelijke vergezichten in een weldoende rust na de voorbij rijdende auto's op de weg. Alleen de steile helling in de voorlaatste km deed geen deugd. Het uitzicht boven naar de 2 kanten maakte echter alles goed.
In Almadén de la Plata hebben we afscheid genomen van Brigitte. Na het inchecken in het Casa de Concha - een eenvoudig pension dat toch wat meer luxe biedt dan de albergue - hadden we afgesproken aan de kerk en daar stonden Rein en Stijntje ons al op te wachten. Nog de laatste biertjes, manzanillas en tapas samen en dan bleven we met 2 over.
Vandaag was een korte dag van amper 16 km. We hebben de rijweg haast niet gezien. Achter de hoek van het pension begon de zandweg die langs de Plaza de Toros liep en dan door het domein van een finca. We zijn door oneindig veel poortjes gegaan en nu zagen we de varkentjes wel grazen tussen de steeneiken. Ze zijn veel slanker dan onze vetgemeste varkens.
Ik zit nu aan tafel bij Mevr. Molina. Na een 'klapke' met deze ontzettend lieve dame, kan ik voor een paar euro aan de laptop van haar vriendin werken (haar eigen pc, die naast me staat, is stuk). Onze gastvrouw stelde ook voor de was te doen. Ik zit midden tussen de familiefoto's: de kinderen toen ze klein waren, wat later wanneer de dochter verkozen werd tot miss van het dorp en de trouwfoto's. Allemaal heel persoonlijk.
Jaren geleden heb ik het zuiden van Spanje bezocht en ben toen speciaal naar een 'pueblo blanco' gereden. Hier zijn alle dorpen wit én pittoresk!

maandag 5 april 2010

Paasmaandag

Aan de kathedraal van Sevilla zagen we nog de laatste paso. Dat had ik ook opgezocht: om 8.30 u zouden ze daar zijn en ik wilde dan ook vertrekken na hun aankomst. Ze gingen via de ene deur binnen en langs de achterdeur ging de processie weer buiten: zoals Christus verrijst uit zijn graf (wat ook uitgebeeld werd in de paso), zo gaan ze de kathedraal ook weer uit!
We wilden echter ook ons boekje laten afstempelen bij het begin van onze tocht, maar dat kon blijkbaar niet op Paasdag. We zijn het eerst gaan vragen in het bisschoppelijke paleis naast de kathedraal en dan aan de pastoor in de kerk, maar het kon niet. Dan maar zonder stempel op pad.
De eerste 10 km zijn niet bijzonder geweest: de industrie buiten de stad is niet echt mooi. Daarna werd het beter.
Vandaag was daarentegen wél een hele mooie dag: na amper 2 km over de grote weg gelopen te hebben buiten Guillena, doken we de velden, de olijf- en sinaasappelgaarden in over glooiende wegen in een absolute stilte.
Ik zit hier nu in een jongerencentrum in Castilblanco de los Arroyos op de pc mijn mails wat te controleren en de blog wat aan te vullen. Het kost me niks.

zaterdag 3 april 2010

Pasen

Brigitte, Walter en ik hebben net ontbeten. We gaan vertrekken: te voet, op het oerritme van de mens kom ik terug naar huis.

Stille zaterdag

Het is een dag geworden zonder processies. 's Morgens hebben we het Alcázar bezocht, na de middag de Plaza de España (daar kwam toch toevallig een paso voorbij) en we sloten in de late namiddag af met het Casa de Pilatos.
We waren allemaal een beetje moe van het vele slenteren de voorbije dagen, het lange stilstaan en de drukte.
We zijn niet te laat teruggegaan naar het hotel. Het was de laatste nacht voor het vertrek.

vrijdag 2 april 2010

Goede vrijdag

Sommige van die processies zijn zeer verwarrend voor mij. Neem nu die van de Macarena. Dat was gisteren de eerste die we zagen. Ze is o.a. bekend voor de Romeinse soldaten die tussen de Nazarenos (boetelingen) meelopen. Tot mijn verbazing hadden die helmboswuivende dappere krijgers baby-roze panty's en T-shirt aan. Dan kan ik even niet meer volgen. Even later zag ik er een met zijn gsm bellen en nog een andere kuste een geblondeerde Spaanse schone in een T-shirt zonder mouwen... Van die processie hebben we uiteindelijk ook het minste gezien door de massa volk die was samengestroomd.
We hebben de dag beëindigd met de processie waar de nazarenos donkerblauwe fluwelen tunieken dragen met daarop in het rood het kruis van Santiago geborduurd. Een waardige afsluiter.

donderdag 1 april 2010

witte donderdag

Voor we het wisten zaten we al op Zaventem te wachten op ons gezelschap uit Nederland: Brigitte en Rein en zijn zus Stijntje.

De vlucht was vlekkeloos. Ik denk dat we boven Frankrijk ongeveer de route hebben gevlogen die ik ga stappen. Op een bepaald ogenblik zag ik de monding van de Garonne en een beetje later Bordeaux op de beide oevers. Door de laatste maanden zo veel op kaarten te turen wist ik dat metee. Dan volgden de Landes: een streep blauw van de Atlantische Oceaan, een klein streepje wit van het zeeschuim met daarnaast het strand en dan de brede strook bossen. Tot aan de bocht van de Golf kon je dat mooi volgen. Daarna bogen we af en kon je niet meer veel zien door het wolkendek boven de Pyreneën. Maar in het binnenland van Spanje kon ik perfect Madrid herkennen: eerst de luchthaven Barajas en dan de stad met de plaza de toros, het stadion van Real Madrid en de twee scheve torens op het einde van de Avenida del Príncipe de Asturias die bekend zijn geworden in de film Carne Trémula van Pedro Almodovar. Het koninklijk paleis en het Teatro Real - de opera waar Gerard Mortier nu directeur van geworden is - zullen onder een wolkje gezeten hebben.

Van de luchthaven zijn we met 2 lijnbussen tot aan het hotel gereden, hebben ingechekt en zijn dan een pint gaan drinken aan het zwembad in de tuin van het 4-sterrenhotel. Het weer is hier zonnig en warm. Gelukkig maar: aan de bushalte op de De Keyzerlei hadden we staan bevriezen.

Er was echter geen tijd te verliezen want de processies waren al volop bezig en dus kropen we in een taxi naar de stad, waar we in de volgende uren wel 4 verschillende cofradías gezien hebben.

Heel indrukwekkend en vooral de muziek die gespeeld wordt op de kleine soort bugel waar ze de toon maken door aan een knopje onderaan te draaien is bezwerend. Het enige probleeñ is iets zien, want er zijn hier duizenden mensen die de Semana Santa willen meemaken.

Voor de maaltijd zijn we zonder veel te zoeken een plaatselijke eettent binnengestapt en hebben er verschillende raciones van tapas overgoten met 2 liter sangría.

Dit was al een geweldige start van de reis.